Er zijn tekenen die erop wijzen dat de makers van deze paleolithische diertekeningen zowel beroeps - als amateurkunstenaars hadden kunnen zijn geweest; tegenstrijdige opvattingen van 1 man in 1 betoog. 'Het is onwaarschijnlijk, dat zij als 'kunstenaars', of hoe zij werden genoemd, bevrijd waren van de plichten der voedselvoorziening.' Aannemelijk is dat zij die deze tekeningen maakten een status hadden (als het waar is dat deze tekeningen een rol speelden in magie/religie) dan zouden zij bevoorrecht zijn en 'ten minste een gedeeltelijke ontheffing van de plicht voedsel te zoeken.' Er zou vanwege de stilistische verfijningen en de gevonden voorbeelden van oefeningen (leraar/leerling), duidelijke bewijzen zijn dat de makers geen 'dilettanten' waren maar georganiseerde en geschoolde specialisten compleet met verschillende opvattingen en die zelfs charisma bezaten en dus weigerden om gewoon werk te doen. Dat is in het kort de opvatting van Arnold Hauser zoals hij die weergeeft in zijn 'The Social History of Art' (1957). Aan de ene kant zegt Hauser dat de tekenaars 'beroeps' jagers moeten zijn geweest vanwege de nauwkeurige bekendheid met de dieren en aan de andere kant somt hij bewijzen op als zou het gaan om beroepskunstenaars...
Tsja, dat is een beetje onbevredigend. Wij van museum anonymus en museum zondag denken dat het hier jagers op leeftijd betreft die op de oude dag zich vol overgave op een aardig tijdverdrijf hebben gestort. Het kan ook gaan om invalide jagers (WAO) die zich (vrijwillig) verdienstelijk (moesten) maakten; heeft daar weleens iemand aan gedacht?
Aan de mogelijkheid dat de makers (huis-)vrouwen waren, zijn we nergens in de literatuur aanwijzingen tegengekomen. Ik meen dat vrouwen volgens Hauser aan de wieg hebben gestaan van de abstracte kunst (ornamentjes); een stapje hoger in de ontwikkeling der mensheid: de overgang van de jacht (mannelijk, expressief) naar landbouw (vrouwelijk, abstract).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten